Bestel tickets
English
Popje mandje3

Uitgelicht

Manahahtáanung of Nieuw Amsterdam?

Het Inheemse verhaal achter New York

16 mei - 10 nov 2024
Amsterdam Museum aan de Amstel

    een vergunning om onder de hemel te zitten

    een e-mail-essay door Lara Khaldi

    ​​​​​​​Amsterdam, 21 augustus 2023

    Beste Imara,(1)

    Bedankt voor jouw uitnodiging om een essay te schrijven over ongedocumenteerd zijn in de stad. Het werk van We Sell Reality alsook Raul Balai en Ehsan Fardjadniya, dat wordt gepresenteerd tijdens Refresh Amsterdam #2: War & Conflict, vormt een belangrijk vertrekpunt voor mijn bijdrage. Toen ik me ging voorbereiden op het schrijven, ging ik bij mezelf te rade welke ervaring ik eigenlijk heb met ‘ongedocumenteerd’ zijn, en of ik überhaupt wel ‘het recht’ heb om over die ervaring te schrijven. Omdat ik geloof in het transparant maken van de eigen positie,(2) wil ik graag uitgaan van een persoonlijke en tegelijk collectieve ervaring. Hoewel ik ‘gedocumenteerd’ ben, heb ik geen nationaliteit, maar een soort tijdelijke verblijfsvergunning in de geboorteplaats van mijn voorouders, die voortdurend dreigt te worden ingetrokken. Keer op keer ervaren ik en de 361.700 andere Palestijnen die in Jeruzalem wonen de onheilspellende dreiging die uitgaat van ‘ongedocumenteerd’ zijn. Zo gezien kan ik mij enigszins inleven in de voortdurende en uitputtende strijd om de status van ‘gedocumenteerde’ te bereiken – en die te behouden. Tegelijkertijd ben ik me er terdege van bewust dat de ontberingen als ‘ongedocumenteerde’ in Amsterdam en het ervaren van de dreiging in Jeruzalem niet hetzelfde zijn. Parallellen trek ik met name om vanuit een belichaamde ervaring te kunnen schrijven.

    In hun project Edgelanders (2023) gaan Raul Balai en Ehsan Fardjadniya uit van het standpunt dat het stadsbestuur van Amsterdam verplicht is om iedereen onvoorwaardelijk onderdak te bieden, inclusief de ‘ongedocumenteerden’. De stad promoot zichzelf als ‘veilige haven’ en heeft zich uitgesproken voor internationale mensenrechten. Ook moet het stadsbestuur zich houden aan de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens uit 2014. De realiteit is echter heel anders: in de praktijk is Amsterdam tot nu toe niet in staat geweest om aan haar zorgplicht te voldoen, ondanks beloften van bestuurders gedurende de afgelopen jaren.

    In Edgelanders werken Raul Balai en Ehsan Fardjadniya aan een (fictieve) rechtszaak tegen de stad Amsterdam, om de gemeente verantwoording te laten afleggen over haar ethische imago en wettelijke verplichtingen. Ze zijn van plan om de zaak geleidelijk op te bouwen. In de jaren voorafgaand aan dat moment zullen ze bewijs verzamelen, getuigen horen en de aanklacht formuleren. Ondertussen worden we als publiek bij dit proces betrokken. Door middel van verschillende presentatievormen vindt er een uitwisseling plaats met verschillende belanghebbenden en inwoners van de stad, zoals ‘ongedocumenteerde’ migranten, ‘gedocumenteerde’ burgers, politici, advocaten en organisaties die betrokken zijn bij de aanpak van deze kwestie.

    In het Amsterdam Museum presenteren Raul en Ehsan een tijdlijn van de eerdere juridische procedures die de voorwaarden van de zogenaamde bed-bad-broodvoorziening (BBB) hebben bepaald.(3) Dit Nederlandse beleid biedt tijdelijk onderdak, basisvoorzieningen (zoals voedsel) en gezondheidszorg aan migranten ‘zonder papieren’ die niet terug kunnen naar hun land van herkomst, maar vanwege hun legale status niet in aanmerking komen voor reguliere sociale steun. Het beleid, dat in 2014 werd ingevoerd, was het resultaat van een klacht die op 17 januari 2013 werd ingediend bij het Europees Comité voor Sociale Rechten tijdens de Conferentie van Europese Kerken over de behandeling van uitgeprocedeerde vluchtelingen door de Nederlandse overheid. Het Comité constateerde schendingen van verschillende artikelen van het Europees Sociaal Handvest en oordeelde dat de Nederlandse regering inbreuk had gemaakt op de rechten van personen zonder verblijfsvergunning en hun menselijke waardigheid niet had beschermd. Het stelde ook dat Nederland ervoor moet zorgen dat ‘vreemdelingen zonder papieren’ toegang hebben tot voedsel, kleding en onderdak, als noodzakelijke verplichting om hun menselijke waardigheid te beschermen.

    Als onderdeel van het project hebben de kunstenaars gewerkt aan een fysieke weergave van de tijdlijn. Handgeschreven details van de zaak, aan hen verteld door advocaat Pim Fischer, gaan vergezeld van documentatie van de verhitte debatten over het BBB-beleid tussen Nederlandse politieke leiders. Daarnaast vinden we de persoonlijke geschiedenis van Souleyman, een ‘ongedocumenteerde’ vriend van de kunstenaars. Als basis voor de tijdlijn kozen Raul en Ehsan een canvasachtig materiaal zoals het wordt gebruikt op bouwplaatsen en in vluchtelingenlampen, waar het wordt ingezet om een eenvoudige vorm van onderdak te creëren. De verschillende verhaallijnen bedekken verschillende delen van het canvas, waarbij de juridische en politieke tijdlijn het bovenste deel in beslag neemt en de doorleefde ervaring van Souleyman het onderste deel. Daarnaast wordt filmmateriaal op het doek geprojecteerd om getuigenverslagen en beschrijvingen van de impact van de veranderende wetten op mensen zoals Souleyman te tonen.

    Dit doet me erg denken aan het uitputtende papierwerk en bewijsmateriaal dat je voortdurend bij elkaar moet sprokkelen in Jeruzalem, waar je bij huis-aan-huis-controles van Palestijnse huizen meteen een draad en naald of verse melk in de koelkast aan de gemeentevertegenwoordiger moet kunnen laten zien als bewijs van verblijf. En waar vrienden zich wel twee keer bedenken om te trouwen met mensen die een identiteitsbewijs van de Westelijke Jordaanoever hebben, bang om verstrikt te raken in jarenlang voortslepende juridische processen, terwijl samenleven zowel op de Westelijke Jordaanoever als in Jeruzalem onmogelijk is. ‘Ongedocumenteerde’ vluchtelingen in Amsterdam worden geconfronteerd met vergelijkbare kafkaëske situaties; ze kunnen zich niet herenigen met hun familie en liggen constant onder het vergrootglas. Ze gaan gebukt onder een compromisloos, onbuigzaam juridisch verhaal: de hoofdvertelling, waarin deze kleine levens onzichtbaar worden gemaakt.

    Even overwoog ik om in te gaan op de absurditeit van de term ‘ongedocumenteerden’, maar besloot vervolgens dat ik de lezer niet hoef uit te leggen dat de absurditeit ervan al duidelijk is door de term simpelweg te noemen. Het doet me denken aan een passage in Mahmoud Darwishs boek Journal of an Ordinary Grief (1973), waarin Darwish, wanneer hij wordt herinnerd aan de wet, antwoordt: ‘Heren, nu ik de wet begrijp, wil ik een gevaarlijke bekentenis doen. Ik zwem elke dag in de zee, die toebehoort aan de staat Israël en niet aan de stad Haifa, en ik heb geen vergunning om de zee in te gaan. Ik heb nog een andere bekentenis: ik geniet van het weer in de stad Haifa, en het weer behoort toe aan de staat Israël en niet aan de stad Haifa. Ik heb geen vergunning om het weer binnen te gaan, want de hemel die ik boven me zie behoort niet toe aan Haifa, en ik heb geen vergunning om onder de hemel te zitten. Dan vraag je om een vergunning om in de wind te leven, en ze glimlachen.’(4)

    Ik denk dat Raul Balai en Ehsan Fardjadniya’s Edgelanders en We Sell Reality reageren op zeer vergelijkbare onrechtvaardigheden. De oprichting van het collectief We Sell Reality is te danken aan het grotere initiatief We Are Here, een groep ‘ongedocumenteerde’ vluchtelingen en kunstenaars in Nederland, die zich in 2012 begon te organiseren om de verbijsterende uitdagingen van mensen zonder papieren aan te gaan. In tegenstelling tot ‘gedocumenteerde’ vluchtelingen krijgen ze geen onderdak, maar mogen ze ook niet werken, waardoor het voor mensen die tot deze groep behoren bijna onmogelijk is om in hun levensonderhoud te voorzien. Via het We Are Here-initiatief konden de leden hun gedwongen onzichtbaarheid omzetten in actieve campagnevoering en het heft in eigen handen nemen door gedurende zes jaar zo’n 50 leegstaande gebouwen in Amsterdam te kraken. Hun indrukwekkende collectieve kracht werd uiteindelijk uitgeput door uitzettingen en deportaties. Ze besloten zich op te splitsen in kleinere groepen om flexibeler en meer zelfvoorzienend te zijn. Zo kwam We Sell Reality tot stand, in het verlengde van het activisme van We Are Here, op zoek naar verschillende strategieën en vormen van verzet en overleven. Ze zijn nu een ‘open’ coöperatie van ongeveer vijftien leden die producten, installaties en interventies maken in openbare ruimtes en kunstinstellingen, ‘met als doel inzicht te geven in het leven van ongedocumenteerde vluchtelingen’.

    Het kunstenaarsduo Raul Balai en Ehsan Fardjadniya en het collectief We Sell Reality roepen beiden op tot actie, als reactie op een schending van mensenrechten; vooral het recht op huisvesting komt in hun respectievelijke projecten sterk naar voren. Mensenrechten bieden een maas in de wet voor ‘ongedocumenteerde’ vluchtelingen – zo is het BBB-beleid ontstaan. Maar de wet alleen kan regeringen niet dwingen om mensenrechten te implementeren, noch kan het de pogingen van andere wetgevers belemmeren om het beleid dat deze rechten beschermt terug te draaien of te omzeilen. In The Right to Dominate (2015) wijzen Neve Gordon en Nicola Perugini er zelfs op dat de taal van mensenrechten vaak selectief wordt toegepast, waarbij interventie of controle door machtige actoren wordt gerechtvaardigd, terwijl schendingen door diezelfde actoren over het hoofd worden gezien. De auteurs bespreken ook hoe de mensenrechtenretoriek kan worden gemanipuleerd om acties te rechtvaardigen die politieke of economische belangen dienen in plaats van werkelijk rechtvaardigheid en waardigheid voor iedereen te bevorderen.(5) In zijn recensie van hun boek schrijft James Eastwood: ‘Perugini en Gordon maken op overtuigende wijze korte metten met het idee dat mensenrechten boven de politiek staan en dat ze altijd in dienst staan van de onderdrukten. In plaats daarvan roepen de auteurs ons op om de onvermijdelijke politieke aard van op mensenrechten gebaseerde mobilisaties te erkennen. Dit is echter niet om mensenrechten helemaal in diskrediet te brengen, maar eerder om ze effectiever te gebruiken.’(6)

    Beide projecten, Edgelanders en We Sell Reality, zorgen met hun werk voor kritiek op en politieke mobilisatie van de wet. Raul Balai en Ehsan Fardjadniya nemen het op zich om de fictieve rechtszaak tegen de stad tot leven te laten komen, in een performance die in een later stadium van het project bij Podium Mozaïek zal plaatsvinden; een proces waarbij ze eindigen met een quasi ‘volkerentribunaal’ dat de gemeente aanklaagt voor haar nalatigheid in het implementeren van het BBB-beleid. Ik bespeur een wantrouwen jegens de wet en het mensenrechtendiscours in deze projecten, maar ze lijken er ook sterk van afhankelijk.

    Je vroeg me in je reactie op mijn e-mail, Imara, of ik kon beschrijven hoe Raul Balai en Ehsan Fardjadniya in hun performances een beroep doen op de moraal van hun publiek/deelnemers, en of ik kon ingaan op hoe we allemaal betrokken zijn bij deze kwesties. Een detail dat ik vergat toe te voegen is dat ze bij Podium Mozaïek ook een groot aantal oneliners over vluchtelingen installeren die eerder in de media zijn gepubliceerd en waarin racistische en nationalistische taal wordt gebruikt. In zekere zin laten ze de context zien waar wij als publiek aan bijdragen door het toe te laten.

    In een gepubliceerde briefwisseling tussen Ehsan Fardjadniya en journalist Yaghoub Sharhani, waarin ze elkaar brieven schrijven over de ervaring van ballingschap,(7) vertelt Ehsan een kleine anekdote over de montage van een video die hij in 2014 maakte. In opdracht van Mercedes Zandwijken filmde hij de Keti Koti Dialoogtafel bij het slavernijmonument in het Oosterpark. Tijdens het monteren kwam hij een man met een donkere huidskleur tegen die voortdurend de scène verstoorde terwijl hij gratis snacks van de bar haalde. Ehsan ergerde zich aan de man ‘van een bepaalde nationaliteit’ die ‘altijd komen voor het gratis eten en niet geïnteresseerd zijn in de inhoud’. Ehsan zoomde in en ontdekte dat de man in de video-opname waar hij zich aan ergerde, hijzelf was. Deze intelligente anekdote is een soort tegengif tegen ethische arrogantie. Het is Ehsans manier om ons te vertellen: racisme is structureel, het kan ons allemaal besmetten, hoe we er ook uitzien. We zijn er allemaal bij betrokken.

    Maar hoe we met dit verantwoordelijkheidsgevoel moeten omgaan is weer een andere vraag. Als ‘migrant’ vind ik het verbazingwekkend hoeveel mensen hier vertrouwen op het stadsbestuur, de wet en de politie in het bemiddelen tussen burgers – in plaats van directe relaties met elkaar aan te gaan en zelf naar oplossingen te zoeken. Dit vertrouwen in de wet wordt soms problematisch, juist omdat de wet niet boven de politiek staat.(8) We moeten gerechtigheid kunnen eisen buiten de juridische instellingen om. Daarom denk ik dat het naspelen en in de toekomst in scène zetten van rechtszaken in het Edgelanders-project ons handelingsruimte geeft. Het is een roep om gerechtigheid met een grassroots-karakter, vergelijkbaar met volkerentribunalen. Het helpt ook om mensen met vergelijkbare waarden bij elkaar brengen, waardoor er een collectief gemeenschapsgevoel ontstaat dat verder gaat dan het beperkende kader van ‘gedocumenteerd burgerschap’.

    Vandaag stuurde Elke Uitentuis, een Nederlands lid van We Sell Reality, me een geweldig ingesproken bericht over hun project voor het Amsterdam Museum. Ik was in de veronderstelling dat We Sell Reality vooral de subversieve merchandise zou presenteren waar ze eerder aan hadden gewerkt. De presentatie bestaat echter ook uit een serie herdenkingen, oftewel ‘memorials’, die voortkomen uit een gesprek tussen de leden van het collectief over verschillende tradities van bijeenkomen en herdenken. De herdenkingen bieden verschillende perspectieven op gedeelde ervaringen van verlies en herinnering. In de eerste herdenking, bij Framer Framed, geleid door Soedanese leden van We Sell Reality, staat het rouwen om vrienden en familie in Soedan centraal. Ook gaat deze in op hoe je op afstand kunt helpen. Er wordt gezamenlijk gebeden, gediscussieerd en eten gedeeld. Tegelijkertijd zal er een diner plaatsvinden in een grensstad in Soedan. De tweede herdenking, geïnitieerd door Ethiopische leden, richt de schijnwerpers op degenen die van huis en haard verdreven zijn als gevolg van de machtsstrijd tussen stammen in Ethiopië en Eritrea. Deze herdenking, bij Sexyland World, probeert ondanks de spanningen een gemeenschappelijke basis te vinden tussen de verschillende stammentradities van Ethiopië en Eritrea en zal een meer uitbundige setting hebben met toespraken, culturele symbolen en gedeelde rituelen. Het derde evenement, in het Amsterdam Museum, zal een herdenking zijn rond het slavernijverleden en de recente verdrinking van migranten op zee. Het omvat eclectische rituelen die verschillende culturele achtergronden met elkaar combineren. Een verslag in de vorm van videodocumentatie van elke herdenking zal ook worden gepresenteerd in het Amsterdam Museum. De leden van het collectief die de herdenkingen leiden zullen hun eigen gemeenschap erbij betrekken en samenwerken met de rest van het We Sell Reality-team om de herdenkingen tot leven te brengen.

    Ik heb een paar dagen zitten nadenken over de herdenkingen en waarom We Sell Reality deze wil organiseren, en ik denk dat dit voortkomt uit eenzaamheid. Ik heb hier voortdurend het gevoel dat ik in twee parallelle werelden leef, de ene gevuld met geweld en onrecht en de andere met de banaliteit van het alledaagse. Ik heb constant het gevoel dat ik met niemand kan praten over wat er in Palestina gebeurt. Gemeenschap is ontzettend belangrijk in tijden van crisis, niet alleen om je verdriet kunnen delen, maar ook om het verhaal levend te houden. In een openbaar gesprek in 1986 tussen Salman Rushdie en Edward Said bij de ICA in Londen, vroeg Rushdie Said waar hij begint als hij gevraagd wordt naar het Palestijnse verhaal.(9) Hij antwoordde [vertaald naar het Nederlands]: ‘Het interessante is dat er niets in de wereld lijkt te zijn dat het verhaal in stand houdt: als je het niet blijft vertellen, zakt het weg en verdwijnt het.’ Door te delen en te herinneren, kan men andere gemeenschappen uitnodigen om in het verhaal te stappen.

    Een ander zeer belangrijk aspect van de memorials is dat ze worden gedeeld als een kunstvorm: het ritueel (of het nu religieus of seculier is) wordt opgeëist als een vorm van (hedendaagse) kunst, en vice versa. Ik denk ook dat het heel krachtig is dat mensen die als ‘ongedocumenteerd’ worden beschouwd, een herdenking op touw zetten voor anderen die onlangs op zee zijn verdronken – en voor de tot slaaf gemaakte mensen die in het verleden overzee zijn verscheept. Ze nemen de verantwoordelijkheid op zich en doen het werk dat we allemaal samen moeten zouden moeten doen, in het vieren en herdenken van levens. Dit doet me denken aan Saidiya Hartmans methode voor het creëren van een tegengeheugen, die ze ‘Critical Fabulation’ noemt. Alternatieve verhalen dagen daarin dominante historische narratieven uit. Ze schrijft over hoe gemarginaliseerde gemeenschappen tegenherinneringen creëren als een vorm van verzet tegen het vergeten en als poging handelingsruimte terug te vorderen in het vormgeven van hun eigen geschiedenis.(10)

    Deze handelingsruimte in het produceren van nieuwe verhalen én het veranderen van onrechtvaardige omstandigheden is kenmerkend voor beide projecten. Ik beschouw ze als een uitnodiging om samen te denken en te oefenen in een artistieke vorm, als een bevestigende kritiek op mensenrechten en een voedingsbodem voor alternatieve verhalen en werkelijkheden.

    Veel salams uit het zonnige Amsterdam,

    Lara

    Lara Khaldi is artistiek directeur van de Appel en werkt als curator, kunstenaar, schrijver en educator.




    Voetnoten
    1.Deze brief is gericht aan Imara Limon, conservator hedendaagse kunst bij het Amsterdam Museum. Ze nodigde me uit om een essay te schrijven naar aanleiding van het project Refresh Amsterdam #2: War & Conflict.
    2. Zie bijvoorbeeld bell hooks’ werk over positionality (positionaliteit) in het begrijpen van machtsverhoudingen: hooks, bell. Teaching to Transgress: Education as the Practice of Freedom. New York City, NY: Routledge, 1994. 
    3. In deze context verwijst BBB niet naar de BoerBurgerBeweging.
    4. Eigen vertaling vanuit het Engels op basis van: Darwish, Mahmoud. Journal of an Ordinary Grief. New York City, NY: Archipelago​​: (1973) 2012, p. 76.
    5. Perugini, Nicola and Gordon, Neve. The Human Right to Dominate. Oxford: Oxford University Press, 2015.

    6. Eigen vertaling vanuit het Engels op basis van: Eastwood, A. J. ‘Perugini and Gordon, The Human Right to Dominate’. Journal of Palestine Studies, vol. 46, no.2, 2017. Geraadpleegd via: https://www.palestine-studies...., opgehaald op 21 augustus 2023.
    7. Fardjadniya, Ehsan and Sharhani. Yaghoub. ‘Briefwisseling: Mensen uit meerdere stukjes – Op z’n Nederlands de gordijnen openen’. De Groene Amsterdammer, nr. 17-18, 26 april 2023. Geraadpleegd via: https://www.groene.nl/artikel/..., opgehaald op 21 augustus 2023.
    8. Het Nederlandse rechtssysteem gaat vaak uit van kleurenblindheid – het idee dat ‘ras’ geen rol mag spelen bij juridische beslissingen. Deze kleurenblinde benadering kan echter leiden tot het ontkennen van systemisch racisme en de historische achtergronden daarvan. Door de invloed van het rassendenken en de koloniale geschiedenis te negeren, kan het rechtssysteem falen in het aanpakken van de structurele ongelijkheden die ‘raciale’ en etnische minderheden onevenredig zwaar treffen.
    9. Said, E. and Rushdie, S. [1986]. London: ICA. Geraadpleegd via: https://www.youtube.com/watch?..., opgehaald op 21 augustus 2023.​ ​
    10. Zie bijvoorbeeld: Hartman, Saidiya. “Venus in Two Acts.” Small Axe, vol 12, nr.2, 2008, p. 1-14.

    • Zien & Doen
    • Verhalen & Collectie
    • Tickets & Bezoek
    • Tentoonstellingen
    • Rondleidingen
    • Families
    • Onderwijs
    • Nieuws
    • Nieuwsbrief
    • Publicaties
    • AMJournal

    Hoofdpartners

    gemeente amsterdam logo
    vriendenloterij logo

    Hoofdpartner Educatie

    elja foundation logo
    • © Amsterdam Museum 2024