Bestel tickets
English
Popje mandje3

Uitgelicht

Manahahtáanung of Nieuw Amsterdam?

Het Inheemse verhaal achter New York

16 mei - 10 nov 2024
Amsterdam Museum aan de Amstel

    Spoken

    Oorlog, conflict en kunst in Amsterdam

    Amsterdam is nooit verwoest. De laatste keer dat de stad belegerd werd was in 1650. Tijdens de Tweede Wereldoorlog vielen er een paar verdwaalde bommen. Inwoners die zich de Duitse bezetting nog herinneren worden zeldzaam. En toch wonen hier steeds meer ervaringsdeskundigen: strijders, slachtoffers, veteranen, mensen op de vlucht – mensen die weten wat het is om hun huis in puin te zien liggen, om te vechten op leven of dood, om familie en vrienden aan geweld te verliezen, om uit de geschiedenis te worden gewist.

    Die ervaring verandert een stad. Qua uiterlijk is Amsterdam al eeuwen een stabiel, zich gestaag uitbreidend geheel van straten, gebouwen, water, pleinen, bruggen en parken. Maar van binnen… Achter dat raam in Slotervaart bidt een wanhopige moeder voor haar dochter die vastzit in Khartoum. Die man loopt elke nacht rond de Gaasperplas omdat hij niet durft te gaan slapen, uit angst voor de nachtmerries van het front. De jonge vader die een kinderwagen over de stoep in de Stadionbuurt laveert, sleept met zijn been sinds die maand in de gevangenis van Damascus. Twee zussen in Kraaiennest vinden hun familienaam tussen de tot slaafgemaakten op plantage Accaribo. Aan de muur van een huiskamer in de Indische Buurt hangt de foto van een oom die vermoord werd in Diyarbakır. In de hotelkamer aan de Meeuwenlaan waar ze al maanden woont, facetimet een vrouw uit Kharkiv met haar achtergebleven moeder.

    Zulke ervaringen spoken steeds vaker rond in onze straten. Ze maken de stad gevoeliger. Soms op een grimmige manier, soms eerder kwetsbaar of schichtig. Amsterdam, toch al gebouwd op nieuwkomers, zal zich nooit kunnen afsluiten voor wat er daarbuiten gebeurt. De stad was al doorlaatbaar en wordt dat steeds meer. Verhalen uit de hele wereld vinden er hun plaats tussen winkelcentra en kantoorgebouwen, verhalen van nu en van vroeger. De publieke ruimte, zo zorgvuldig Hollands ontworpen en ingericht, loopt vol met de grillige, overal rondwaaiende aanwezigheid van oorlog en conflict.

    Bouwers
    Een paar van die ervaringsdeskundigen zijn kunstenaar. Soms waren ze het al, soms is het de ervaring zelf die ze naar de kunst gebracht heeft. Ze hebben geen keus. De confrontatie met strijd, destructie en de daaropvolgende vervreemding zoekt naar een uitdrukking. Kunst is daar een taal voor. Met hun werk schrijven deze kunstenaars zich in de stad. Deelnemen aan Refresh Amsterdam #2, met onder meer een tentoonstelling in het Amsterdam Museum, dat de ruimte biedt voor een compromisloze ontmoeting met stadgenoten en andere bezoekers, is een tastbare manier om zich een plek in de stad toe te eigenen. Voor zichzelf en voor de ervaringen die ze aan het doorlaatbare, eeuwig onaffe bewustzijn van Amsterdam toevoegen. Geen wonder dat veel van deze kunstenaars bouwers zijn. Ze zetten constructies neer, installaties van elkaar aankijkende schermen en voorwerpen, en zintuiglijke gedenkplaatsen. De omgevingen die ze bouwen zijn monument, ontvangstruimte en vergezicht tegelijk. Beschermd, maar open; uitnodigend, maar ook ongenadig eerlijk. Ervaringen – en dus kunst – die de stad niet kent, waar deze niet op is gebouwd. Ervaringen waar de stad misschien voor terugschrikt, en die er nu thuishoren.

    Er was een tijd dat kunstenaars in Amsterdam zich niet aan oorlog waagden. Die kwam in hun werk nauwelijks voor. Hooguit de Tweede Wereldoorlog, de bezetting en het abrupte, nog lang resonerende verdwijnen van de Joden uit het straatbeeld. Van kunstenaars werd distantie gevraagd, geen directe expressie van geweld en onrecht in andere plaatsen en tijden. Zelf kozen ze vaak eerst voor het diepgaande onderzoek naar de middelen die ze gebruikten, de techniek en de legitimiteit van de taal waarin ze werkten. De vraag naar de relatie tussen wat ze wilden verbeelden en het beeld zelf slokte tijd en aandacht op. Dat gold ook voor de kritiek, het tentoonstellingsbeleid en de opleidingen. Het leverde een waardevolle, maar van de harde realiteit afgewende kunstpraktijk op.

    Totdat er zo veel bloedechte oorlogen en conflicten Amsterdam binnendrongen dat ook kunstenaars niet konden achterblijven. Sterker: ze droegen de werkelijkheid zelf de stad in. En dat blijven ze doen. Geweld, hun persoonlijke leven en hun artistieke praktijk, ze zijn onverbrekelijk met elkaar verweven. Afstand tussen de hardheid van de wereld en de kwetsbaarheid of juist de strijdbaarheid van hun werk is niet langer mogelijk. Ook in Amsterdam zijn oorlog, conflict en kunst één.

    Slagvelden
    Het Amsterdam Museum geeft geen afgebakende definitie van oorlog of conflict. De uitnodiging liet kunstenaars vrij om te kiezen welk gevecht zij wilden voeren, ontvluchten, aanklagen of vereeuwigen.

    De aanleiding was zonneklaar: de oorlog in Oekraïne en daarmee ook de aankomst van Oekraïners naar Amsterdam. Dit is een oorlog die, meer dan andere, het nieuws hier domineerde. Een paar weken lang baadde de stad in het geel en blauw. Na decennia van deelname in andere oorlogen – in Bosnië, Mali, Irak en Afghanistan – is dit de eerste die voor Nederland, en daarmee voor de hoofdstad, als ‘van ons’ voelt. De horror is alomtegenwoordig. Maar dat roept, na de eerste schok, ook vragen op. Over welke ‘ons’ gaat dit eigenlijk? Er zijn bevolkingsgroepen in Amsterdam gepreoccupeerd met andere oorlogen. Waarom overschaduwt deze oorlog zoveel andere vormen van conflict, ver weg en dichtbij huis? Waar blijft, in de geopolitieke strijd, de persoonlijke worsteling? Hoe verdedigt Nederland internationaal mensenrechten en soevereiniteit, terwijl thuis de ongelijkheid en afhankelijkheid woekeren? Is er naast de terreur van het heden nog plaats voor de gruwelen van vroeger? En op hun doorwerking tot op de dag van vandaag?

    Deze tentoonstelling geeft een antwoord: de kunstenaars nemen de vrijheid om andere slagvelden te betreden dan de meest in het oog springende. Er is niet één Oekraïense kunstenaar onder de uiteindelijk geselecteerde deelnemers. (Alleen Vika Mitrichenko uit Minsk heeft er familie wonen: haar kwetsbare maar ongebroken potten getuigen daarvan.) Misschien waren de kunstenaars uit Oekraïne die hun weg naar Amsterdam vonden nog verdwaald in de chaos van migratie; misschien hadden ze andere dingen op hun radar dan een open call van het Amsterdam Museum; misschien was het te vroeg voor ze om zich een plaats in de stad te schrijven.

    De anderen definiëren oorlog en conflict elk op hun eigen manier, en hun werk is de definitie. Soms spat de strijd ervan af, soms is die pijnlijk analytisch. Rouw en razernij en koelbloedig onderzoek wisselen elkaar af. Vaak is de persoonlijke verbondenheid overduidelijk; een enkele keer lijkt het werk zich helemaal te hebben losgemaakt van de biografie. Indrukwekkend is het stilistische of ambachtelijke vermogen: de ene keer in beproefde technieken, de andere keer driftig op zoek naar de vorm en het materiaal waar de impuls om smeekt. Het werk is majestueus of ingetogen, minutieus gedocumenteerd of onstuimig militant, doortrokken van verlies of vastbesloten om wat er verloren is gegaan eer aan te doen en misschien zelfs, voor zover dat mogelijk is, te herstellen.

    Pijncirkel
    De tentoonstelling opent met de Middellandse Zee, in het ruimtevullende videowerk van Tina Farifteh, en loopt uit in een eerbetoon, door de ongedocumenteerde kunstenaars van We Sell Reality, aan de mensen die erin zijn verdronken. Daarmee ontstaat een ruimte die zegt: welke conflicten u vandaag ook aantreft, vergeet niet dat we hier in Amsterdam, een van de hoofdsteden van Europa, leven op een continent dat oorlog voert met diens gasten. Oog in oog met een kille overmacht verweren deze gasten zich niet; ze bereiken het vasteland als ongewenste bezoekers – of ze verdrinken en sterven.

    Farifteh en We Sell Reality geven geen pasklare definitie. Ze verstaan oorlog als een permanente toestand van willekeur en geweld, die ook de zwaarbeveiligde binnenruimte, waar Amsterdam deel van uitmaakt, dagelijks kleurt. Hun definitie is horizontaal: een toestand die ook in andere vormen van strijd in de stad weerklinkt. Een sonore ondertoon.

    Andere kunstenaars laten zien dat oorlog en conflict ook verticaal doorwerken: in de geschiedenis verborgen duiken ze op aan de oppervlakte van het heden. Neem de zee. Die is vandaag moorddadig, maar was dat vroeger ook al. Victor Sonna vraagt ons om mee te kijken vanuit de kelders van Fort Elmina in Ghana, waar mensen op schepen werden geladen voor een slavenbestaan in Suriname. Ook toen kwamen mensen om op zee. Ook toen waren er die het overleefden. En kinderen kregen en kleinkinderen en achterkleinkinderen. Die nu in Amsterdam zijn terechtgekomen en strijden tegen Babylon, in de protestschilderijen van Marcel van den Berg, of pronken op de pauwenverenkoningin van Sithabile Mlotshwa. Een definitie van oorlog en conflict kan ook zijn: ze gaan nooit voorbij, ze worden nooit voorgoed verloren.

    En ze laten sporen na. Littekens op het uiterlijk, zoals de doodgeschoten, veel te jonge ‘Yusef Boys’ van Susanne Khalil Yusef; op het onderbewustzijn, zoals in de nachtmerriebeelden van Ayşen Kaptanoğlu; op het dagelijks leven, zoals in de rouwende huiskamers van Handan Tufan; en op de herinnering, zoals in de reconstructie van wat een bombardement aanricht door Senka Milutinović.

    Die reconstructie, speels en slim opgebouwd, laat zien wat het leven in een stad waar steeds meer oorlogsherinneringen door de straten stuiven zo complex maakt. Niemand herinnert zich hetzelfde. En niemand gaat hetzelfde met hun herinneringen om. Sommigen verzetten zich en willen ze niet onder ogen zien, anderen omarmen ze en zetten hun leven stil op het moment dat de bommen vielen. Elke gebeurtenis vertakt zich in vele verhalen. Al die getroubleerde verhalen kruisen elkaar op de zebrapaden van steden als deze.

    Zo ontstaat er in het Amsterdam Museum een pijncirkel van beelden die elkaar aanstaren en aangestaard worden, een panopticum van oorlogen en conflicten. Als die zich al laten definiëren, dan misschien zo: lang nadat ze zijn afgelopen blijven ze hun verwoestende, ontwrichtende werk doen.

    Het zwarte gat
    Dit is geen werk van distantie. Veel van de kunstenaars zetten zichzelf op het spel. Het engagement is echt en doorleefd. Ze proberen de kloof tussen het beeld en wat ze willen verbeelden tot het uiterste te verkleinen. Des te tergender is het zwarte gat in het midden: de diepe, onmiddellijke schok van het moment zelf, de explosie, de klap, de bewustzijns-wegslaande holte als de agressie binnenramt, de dood.

    Dat is het fascinerende en tragische van deze tentoonstelling. Dat zwarte gat is waar alles om draait, de essentie van al dit werk, maar het valt niet te verbeelden. Kijk naar hoe de kunstenaars er omheen cirkelen, hoe ze het te lijf gaan, van alle kanten bestuderen, met tranen in de ogen, met woede door de aderen pompend, hoe ze proberen te reconstrueren waarom dit moest gebeuren, vastbesloten het te dichten en iets van wat er kapot is gegaan te helen. Dichterbij kunnen ze niet komen, maar ze willen het toch. Het verdriet en de razernij moeten ze transformeren tot iets wat met de stad te delen valt, en geen andere taal dan de kunst geeft ze die mogelijkheid, maar de poging zal falen. Dat weten ze. En ze leggen zich er niet bij neer. Niemand hier capituleert voor het onmogelijke.

    Gesprek
    Elk schreeuwend onrecht dat hier met ons wordt gedeeld – van slavernij tot femicide, van geblokkeerde vluchtroutes tot de moord op onschuldige burgers – verdient op zich alle aandacht. Tegelijk vormen ze samen een route door alle mogelijke vormen van onrecht, van nu en van vroeger, die sommige Amsterdammers met zich meedragen en die alle anderen inademen, of ze zich dat nu bewust zijn of niet. De kunstwerken raken met elkaar in gesprek. Ze staan bijna allemaal in hun eigen bouwwerk verschanst, maar de bezoeker is vrij om door te lopen naar het volgende. En kan niet anders dan zich vroeg of laat de vraag te stellen: wat hebben al deze vormen van onrecht, deze oorlogen en conflicten, met elkaar te maken? Werken ze elkaar in de hand? Roept de één de volgende op? Leven we in een maatschappij die zo in elkaar steekt dat ze dit soort geweld produceert en blijft reproduceren? En: is de rouwzang, de woedekreet, de chirurgische diagnose van het ene kunstwerk van betekenis voor de ramp die het volgende in de ogen staart? Is het troostwerk dat hier ook te vinden is – de Hobo moskee van Nasam Abboud,Yazan Maksoud en Roua Jafar, waar politiek taalgebruik is uitgebannen; de gesprekstuin van Ratu R. Saraswati; de geweefde herinneringsdoeken van Kristina Benjocki – ook van waarde als rustpunt voor de razernij van de anderen? Die momenten van rust zijn belangrijk als de vragen blijven komen. Valt die zichzelf reproducerende cyclus van oorlog en conflict te saboteren? En is kunst daartoe in staat?

    De laatste vraag, onvermijdelijk in deze omgeving: wat zegt al dit werk over de stad waar we in wonen? Amsterdam zelf is, opmerkelijk genoeg, nauwelijks concreet in beeld. Al die gebouwen, pleinen, grachten en parken ontbreken. Net als bijna alle inwoners. Alsof de stad vanzelf spreekt en geen verdere aandacht nodig heeft. En tegelijk is de stad alomtegenwoordig. Want in Amsterdam spoken, meer dan ooit, de nachtmerries en overlevingsstrategieën van deze kunstenaars door de straten.

    Chris Keulemans is schrijver, journalist, moderator en docent.

    • Zien & Doen
    • Verhalen & Collectie
    • Tickets & Bezoek
    • Tentoonstellingen
    • Rondleidingen
    • Families
    • Onderwijs
    • Nieuws
    • Nieuwsbrief
    • Publicaties
    • AMJournal

    Hoofdpartners

    gemeente amsterdam logo
    vriendenloterij logo

    Hoofdpartner Educatie

    elja foundation logo
    • © Amsterdam Museum 2024