Maak een ode
English
Persoon op bankje met een poncho over het hoofd

Uitgelicht

(T)huisloos in de stad

Verhalen van de straat

14 feb - 1 jun 2025
Amsterdam Museum aan de Amstel

Ode aan Grietje Schavemaker | Waarom wil ik graag trots op je zijn?

Door Margriet Schavemaker31 mei 2024
Grietje Schavemaker, date unknown (1960s)

Grietje Schavemaker, datum onbekend (jaren zestig)

Lieve Grietje Schavemaker,

Mijn ode aan een Amsterdamse vrouw doe ik heel graag aan jou. Je werd in 1902 geboren als Margaretha Cornelia Veldt, in Bakkum. Maar het werd dus Grietje Schavemaker na je huwelijk met Gerrit Schavemaker in 1925. Even over je voornaam: dat betekent eigenlijk zoiets als ‘meisje’. Het Engelse ‘girl’ lijkt erop maar ik heb me laten vertellen dat het etymologisch niets met elkaar te maken heeft. Toch is het in de kader van deze brief aan jou wel van betekenis voor mij. Ik schrijf je namelijk omdat het Amsterdam Museum de geschiedenis van de stad wil verrijken met het perspectief van de vrouwen die erin hebben gewoond en gewerkt. Samen met heel veel mensen schrijven we aan vrouwen uit het verleden van de stad. Mensen die de stad hebben gemaakt en gevormd tot wat het nu is. Zo hopen we tegenwicht te bieden aan de heersende geschiedschrijving van de stad die nog steeds vooral over mannen gaat. 

Maar laat ik me eerst even voorstellen, want we kennen elkaar niet: iets meer dan een jaar nadat je overleed in 1969 achter de toonbank van je melkwinkel in de Van der Hoopstraat in de Staatsliedenbuurt, werd ik geboren uit Diny Middelhuis en je middelste zoon Cor. Ze gaven me jouw naam in een beetje een verbasterde vorm, als een ode aan jou. Maar ik wist heel lang weinig van je. Ook merkte ik een soort ongemak wanneer ik als kind naar je vroeg. ‘Een hardwerkende maar ook verder harde vrouw’, zo zeiden mijn ouders. ‘Weinig humor’. ‘Weinig gevoel voor cultuur’. Dat laatste was belangrijk in ons gezin en ik liet het er maar bij. 

De afgelopen jaren ben ik me toch in je gaan verdiepen. Ik wilde meer weten over hoe je hebt geleefd, wat je belangrijk vond, wat je mooi vond, en van wie je hield. Ik begon langs je winkel te fietsen, dat nu een huis is waarvan de gordijnen altijd dicht zijn en de eigenaren nooit thuis geven als ik aanbel. Ik was graag even naar binnen geweest om te voelen hoe het moet zijn geweest om daar achter de toonbank te staan, uit te kijken over de Van der Hoopstraat en de kruising met de Fannius Scholtenstraat. Hoe was het om daar als jong stel medio jaren twintig te gaan wonen en je onderneming te starten? Was het spannend om na het boerenleven in Noord-Holland in de stad je weg te vinden? Was je bang dat het zou mislukken? En hoe was het om daar in vijftien jaar tijd negen kinderen te krijgen waarvan er acht bleven leven? Jullie hadden niet veel ruimte, toch? Een woonkamer achter de winkel, een keukentje, een alkoof en een zolder boven waar de zes jongens sliepen. Maar omdat de zaken goed gingen konden jullie eind jaren dertig wel een stuk van het pand ernaast erbij huren, zo begreep ik van mijn vader. Dat gedeelte is nu trouwens de keuken van een chique Italiaans restaurant. 

Melkslijterij Schavemaker, Van der Hoopstraat 62-64, eind jaren twintig

Melkslijterij Schavemaker, Van der Hoopstraat 62-64, eind jaren twintig

Twee jaar geleden is trouwens helaas mijn vader overleden en kort daarna ook je oudste dochter Rie. Die twee waren de laatste jaren onafscheidelijk. Nu leeft alleen Gerard nog. Een van je lievelingen zo begrijp ik nu. Uit hun verhalen werd me duidelijk dat jij altijd de meer serieuze, harde werker was en je man Gerrit de grapjas van de familie. Maakte hij jou ook veel aan het lachen? Ik probeer me in te denken hoe het moet zijn geweest toen jullie elkaar ontmoeten op de kermis in Alkmaar begin jaren twintig. Was het meteen liefde op het eerste gezicht? Jullie levens waren een beetje hetzelfde, toch? Jij was al vanaf je twaalfde uit Bakkum vertrokken om als ‘meid’ te werken op een boerderij in de Beemster. En Gerrit werkte vanaf zijn vijftiende bij een van zijn broers op de boerderij in Assendelft nadat zijn moeder zelfmoord had gepleegd en zijn vader de zorg voor alle kinderen niet alleen aankon. 

Ik zie in de archiefstukken dat jullie na jullie huwelijk in 1925 eerst probeerden om in Assendelft een winkel te starten maar dat dat mislukte. Omdat al twee van Gerrits broers de stap naar Amsterdam hadden gemaakt lukte het jullie met een beetje hulp om een derde ‘Schavemaker Melkslijterijen’ te starten in de Staatsliedenbuurt. Een echte keten dus, verspreid over Amsterdam. Met een eigen logo dat met sierlijke letters op het raam is geschilderd zie ik op de bewaarde foto’s. En een keramische kip in de etalage die een kleine attractie vormde in de buurt.

Ik begrijp dat veel van de kinderen moesten meehelpen in de winkel. Ze kregen sommige een eigen melkwijk waar ze voordat ze naar school gingen de bussen langsbrachten en zaterdag een rondje maakten voor het betalen van de rekening. En je oudste dochter Rie deed het huishouden, hielp met de kleintjes en verdiende in de avonden bij met naaiwerk. Je vierde kind Piet werd zo snel als kon klaargestoomd om je fulltime in de winkel te helpen. 

Het recht van vrouwen op betaalde arbeid was toentertijd nogal dramatisch maar het ondernemerschap vormde daarop een gelukkige uitzondering.

Gerrit Schavemaker en Grietje Schavemaker (huwelijksfoto 29 oktober 1925)

Gerrit Schavemaker en Grietje Schavemaker (huwelijksfoto 29 oktober 1925)

Het was helaas meer dan nodig want wat een drama moet het zijn geweest toen Gerrit in de zomer van 1943 aan kanker overleed. Je was eenenveertig en plots stond je er helemaal alleen voor in een land dat in oorlog was. Heb je lang om hem gerouwd? Had je er überhaupt tijd voor? Ik begrijp dat je veel steun had van een aantal klanten en bevriende families. Je eigen zussen en ouders hadden het niet breed maar het gezin uit De Beemster waar je zo lang had gewerkt was succesvol en zag je als een dochter, en ook de broers van Gerrit sprongen bij. Maar bovenal al werd je gesteund door het recht dat je als weduwe van een ondernemer had om de zaak ‘over te nemen’. Het recht van vrouwen op betaalde arbeid was toentertijd nogal dramatisch maar het ondernemerschap vormde daarop een gelukkige uitzondering. 

Rie’s oudste dochter Annemieke vertelde me dat je je dat heel goed realiseerde. Want als klanten je in die eerste jaren na Gerrits overlijden vroegen of je de winkel niet van de hand moest doen, dan antwoordde je altijd resoluut: ‘absoluut niet, voor mij rest er dan niets anders dan een emmer en een dweil’.  

Je was er ook echt trots op dat je een eigen zaak had. Je was een ondernemer in hart en nieren. En je ontleende status uit het middenstanderschap. Het bood je zelfstandigheid en ook een sociaal leven, want volgens oom Gerard genoot je van de gesprekken met de klanten en je wist altijd alles van iedereen: van waar ze woonden tot wat er gaande was in hun gezinnen. Je zag ook de armoede om je heen in de buurt. Was je zelf ook bang om alles kwijt te raken? Je sprak de veelal vrouwelijke klanten in je winkel van wie de mannen werkloos waren geworden en door de gemeente voor een schamele uitkering te werk werden gesteld in het zuiden van Amsterdam om met hun blote handen het Amsterdamse Bos aan te leggen. Je rilde bij de gedachte en prijsde jezelf gelukkig dat je een bloeiende zaak had.

Familiefoto achter de winkel circa 1935 met boven Gerrit en Grietje Schavemaker en onder kinderen Rie, Jaap, Piet ? en Cor.

Familiefoto achter de winkel circa 1935 met boven Gerrit en Grietje Schavemaker en onder kinderen Rie, Jaap, Piet ? en Cor.

En dan was er natuurlijk de Rooms-Katholieke Kerk die een belangrijke rol speelde in je leven. Na de oorlog ‘mocht’ een van de kinderen, mijn vader, naar het seminarie in Brabant om priester te worden. Een mond minder om te voeden en hij kon in tegenstelling tot zijn broers en zussen gymnasium doen. ‘Op studie’ noemde je dat trots. Als tegenpresentatie moest jij dan weer samen met een paar vrouwen uit de buurt op dinsdagavond je kerk, de Onze Lieve Vrouwe van Lourdes kerk aan de Jacob Catskade schoonmaken. Ik kan me dat gewoon niet voorstellen: al die kinderen verzorgen, het huishouden doen en zes dagen in de week de winkel draaiend houden en dan ook nog een avond het zilver in de kerk poetsen. Was dat niet heel zwaar? Volgens mijn oom Gerard vond je het eigenlijk wel gezellig. Vrouwen onder elkaar. En vooral dat jullie als ‘beloning’ dan weer een keer in de zoveel tijd uit eten mochten met elkaar op kosten van de kerk vond geweldig. Dan gingen jullie naar de Chinees op de Geldersekade wat je heerlijk vond.

Dat de zaak floreerde in de jaren vijftig en zestig moet je goed hebben gedaan. Je kon verbouwen eind jaren vijftig. Je had gespaard, zoals je altijd deed. En daarnaast had een klant je erop gewezen dat je al sinds 1943 recht had op een weduwepensioen. Dat wist je niet en toen de toelage alsnog werd uitbetaald voelde je je rijk. En Piet was geweldig voor je. Hij was een rasechte ondernemer en zorgde ervoor dat de grotere katholieke bedrijven in stad, zoals de Volkskrant, voor hun bedrijfskantines hun melkproducten via jullie inkochten. Grote bestellingen dus waardoor er minder van deur tot deur hoefde te worden verkocht. En Piet nam je ook mee op reis in de zomer. Jullie toerden op de motor met zijspan door Europa en je hield vooral van de weidse uitzichten in de bergen. Ik kan me dat zo voorstellen: even helemaal weg uit die stenige hoge straten, het drukke verkeer. Het contrast kan bijna niet groter. Misschien was het ook wel een beetje een spirituele ervaring? 

Melkslijterij Schavemaker, Van der Hoopstraat 62-64, net na verbouwing eind jaren vijftig

Melkslijterij Schavemaker, Van der Hoopstraat 62-64, net na verbouwing eind jaren vijftig

Je kwam uit een leven waarin je niet elke cent moest omdraaien, ‘maar elk halfje’ zoals je zelf zei.

Ik denk het eigenlijk niet. Uit de verhalen begrijp ik dat je een heel aardse vrouw was. Je was sterk en groot van bouw. Struis noemden ze dat toen. En je was vooral met geld bezig hoor ik vanuit verschillende hoeken. Je kwam uit een leven waarin je niet elke cent moest omdraaien, ‘maar elk halfje’ zoals je zelf zei. Toen Gerards dochter Ellen als klein meisje je een keer vroeg ‘Oma wat spaar jij?’, zei je bars, ‘geld kind, geld’. 

Maar je hield ook van drukte en gezelligheid om je heen. Iedereen kon blijven eten. Je kookte graag zelf. Je nam daar de tijd voor aan het einde van de werkdag, want het was Piets taak om de winkel schoon te maken en de balans op te maken. En op de vrije dinsdagmiddagen kookte je voor een van je kinderen of vrienden en ging met een pan met vlees en jus op bezoek.  

We naderen het einde van mijn ode aan jou en ik vraag me af of we elkaar hadden gemogen? Dat weet ik niet helemaal zeker. Aan de ene kant was je genereus. Voor bijvoorbeeld mijn vader die op zijn drieëntwintigste wilde stoppen met de priesteropleiding. Het was geen probleem en hij kon zo weer thuis komen wonen en de studie filosofie aan de Universiteit van Amsterdam gaan volgen die hij graag wilde doen. En toen Gerard en zijn vrouw Ria een kans kregen om een huis te kopen maar geld tekort kwamen bleek je voldoende gespaard te hebben om hen te ondersteunen. 

Maar je ruimhartigheid was niet voor iedereen weggelegd. Vooral de verhalen van je oudste dochter Rie en haar dochters doen me pijn. Waarom gunde je haar zo weinig? Waarom heb je haar zo lang tegengehouden om voor zichzelf te werken en te sparen? Dag en nacht werken voor jouw gezin. Het voelt als moderne slavernij. Ook later, toen je de kans had om iets terug te doen voor haar deed je het niet. Je had je lievelingen en zij was dat duidelijk niet. En mijn intellectuele leesgrage moeder, die in haar gezin hetzelfde lot had gehad als oudste dochter, was ook zeker geen favoriet van je. Harde grappen, geen begrip voor het anders-zijn of voor wat in jouw ogen zwak was.

Je had je lievelingen en zij was dat duidelijk niet.

En dan is er natuurlijk Piet, die zijn hele leven met je verbonden is geweest: wist je dat hij homoseksueel was? Spraken jullie daarover? Hij heeft de winkel enkele jaren na jouw dood van de hand gedaan en is daarna nooit echt gelukkig geworden volgens mij. Hij begon te drinken en is niet oud geworden. 

Die dubbelheid die in de verhalen over je naar voren komen houdt me al een tijdje bezig. Ik worstel ermee omdat ik merk dat ik heel graag trots op je wil zijn. Mijn Amsterdamse voormoeder die meer dan veertig jaar een winkel bestierde en een groot gezin heeft grootgebracht! En aan de andere kant is er echt die harde kant die de levens van anderen heeft getekend. Waarom vind ik dat zo moeilijk? Waarom wil ik dat dat er eigenlijk niet is? 

Ik merk het ook als ik naar je foto’s kijk: ik keer telkens terug naar een foto die een aantal weken voor je plotse hartaanval is 1969 is genomen. Je zit op een terrasje in het Vondelpark en je ziet er een beetje onbeholpen en kwetsbaar uit. Terwijl je op alle andere foto’sstoer in de camera kijkt: staand voor de winkel of in een fotostudio. Een vrouw die weet wat ze wil en wat ze kan. Maar waar ik ook veel afstand tot voel. 

Maar zit ik met dat verlangen om jou lief en aardig te vinden niet gewoon vast in het klassieke man-vrouw denken waarbij de vrouw lief en zorgzaam is en de man sterk en hard? 

Nu ik dit zo opschrijf moet ik plots denken aan mijn opa Toon Middelhuis van mijn moeders kant. Je kende hem goed. Hij was de katholieke vakbondsman die uiteindelijk in de Eerste Kamer belandde en allemaal stoere dingen deed. Ik weet nog goed dat hij op het journaal kwam toen hij in 1977 overleed. Ik was apetrots. Ook over hem

deden de verhalen de ronde dat hij een harde man was en weinig op had met cultuur. En ook hij had sommige van zijn kinderen flink dwars gezeten als het ging om opleiding. Het heeft me nooit belemmerd om me met hem te identificeren of door hem te laten inspireren.

Maar zit ik met dat verlangen om jou lief en aardig te vinden niet gewoon vast in het klassieke man-vrouw denken waarbij de vrouw lief en zorgzaam is en de man sterk en hard?

Mijn zoektocht naar jou is misschien wel een soort boetedoening voor dit ‘geïnternaliseerd patriarchaat’. En het is dus ook een rite de passage om erachter te komen dat werkelijk tegenwicht bieden aan dat mannelijk perspectief alleen kan door ruimte te maken voor een gelaagd beeld van vrouwen. Dat proces duurt lang bij mij merk ik. Maar dit inzicht is misschien wel het meest belangrijke tegenwicht waar we met dit hele project Vrouwen van Amsterdam – een ode naar op zoek zijn. Gelaagde odes dus, die de geschiedenis rijker maken en realistischer. 

Grietje, ik ben dankbaar dat ik je op deze manier beter heb leren kennen en ik hoop dat ik je met deze eerlijke ode de eer heb bewezen die je toekomt. 

Warme groet en ook veel liefs, 
Margriet Schavemaker 

Grietje Schavemaker september 1969

Grietje Schavemaker september 1969

Mijn zoektocht naar jou is misschien wel een soort boetedoening voor dit ‘geïnternaliseerd patriarchaat’

Periode

1902– 1969

Over

Ode van Margriet Schavemaker aan Grietje Schavemaker.

Grietje Schavemaker, date unknown (1960s)

Grietje Schavemaker

Grietje werd in 1902 geboren als Margaretha Cornelia Veldt in Bakkum. Vanaf haar twaalfde jaar is ze uit Bakkum vertrokken om ‘als meid’ te werken op een boerderij in de Beemster. In 1925 is zij getrouwd met Gerrit Schavemaker.

Tags

Maak een ode
  • Zien & Doen
  • Verhalen & Collectie
  • Tickets & Bezoek
  • Tentoonstellingen
  • Rondleidingen
  • Families
  • Onderwijs
  • Nieuws
  • Nieuwsbrief
  • Publicaties
  • AMJournal
  • Vrouwen van Amsterdam

Hoofdpartners

gemeente amsterdam logo
vriendenloterij logo

Hoofdpartner Educatie

elja foundation logo
  • © Amsterdam Museum 2025