Ode aan Noor van CrevelZe omarmde die outsiderspositie

Noor van Crevel circa 70 jaar, fotograaf Gon Buurman
In Memoriam Noor van Crevel (1929 - 2019)
Noor van Crevel was maatschappelijk werker, docent, groepstherapeut en feministisch activist. Zij was lid van de lesbische actiegroep Paarse September (1972-73). In 1974 richtte zij het eerste Blijf van Mijn Lijf huis op in Amsterdam. Vanaf 1986 maakte zij deel uit zij van de kritische Joodse denktank Blanes. Toen we elkaar ontmoetten was Noor tweeënveertig en ik tweeëntwintig. Onze vriendschap duurde bijna vijftig jaar.
Noor werd geboren op 4 april 1929 en groeide op in Den Haag, met twee zussen en een broer, in een gezin dat rijk was aan cultuur. De kinderen werden veel voorgelezen, waar Noor levenslang gedetailleerde herinneringen aan had. De vader Marcus van Crevel was musicoloog – gepromoveerd op de middeleeuwse componist Adrianus Petit Coclico – en rector van een Haagse middelbare school. Hij telde Menno ter Braak onder zijn vrienden. Haar moeder Carrie was veel jonger. Haar vader, Noors grootvader dus, was joods en zat in de oorlog bij het gezin ondergedoken. Noor voelde zich sterk verbonden met het lot van hem en zijn joodse familie. Ze bevond zich in de tussenpositie die ze later ging zien als kenmerkend voor haar leven: verbonden met het jodendom maar niet joods, getrouwd en moeder van vier kinderen maar lesbisch, feministisch in een beweging waarvan de meeste leden een generatie jonger waren, intellectueel maar zonder universitaire studie. Ze omarmde die outsiderspositie: die bracht haar kennis van beide kanten, van twee werelden, vond ze. Virginia Woolfs ‘Society of outsiders’ – uit A room of One’s Own - was haar op het lijf geschreven.

Noor met haar teddybeer op 3 jarige leeftijd, foto uit familiearchief
Tussen haar vijfde en twaalfde jaar leed Noor aan een belastende nierziekte. Als tienjarige lag zij lang in het ziekenhuis waar zij werd behandeld door een sadistische arts, een ervaring die ze levenslang met zich meedroeg. Ze was slim en wilde psychologie studeren. Het werd de school voor maatschappelijk werk, ‘geschikter voor een meisje’, aldus de beroepskeuze adviseur. Ze wilde daarna bij de kinderpolitie, maar daarvoor bleek ze een centimeter te kort. Desniettemin kreeg ze een rijk beroepsleven. Ze schreef een scriptie over de joodse oorlogspleegkinderen en werd maatschappelijk werkster in Helmond bij textielfabrief Vlisco. Later liet ze me nog eens het personeelsblad van de Vlisco zien, waar ze als tweeëntwintigjarige de mannelijke chefs toesprak over hoe die met de fabrieksmeisjes moesten omgaan. ‘Meisjes houden van gezelligheid, zet eens een bosje bloemen in de kantine.’ De benauwende koker waarin vrouwen gevangen zaten in de vroege jaren vijftig hield ook haar gevangen. In Helmond ontmoette ze weliswaar Stephanie de Voogd, die haar vriendin werd. Maar lesbisch leven was rond 1950 voor jonge vrouwen nog geen optie. Noor trouwde met Henk Krekel, met wie ze vier kinderen kreeg. In het Lesbisch prachtboek (1979) beschreef ze later hoe ze dit huwelijk overleefde, hoe weinig steun ze van haar eigen moeder kon vragen en hoe pijnlijk de scheiding was met vier jonge kinderen. In 1970 vertrok ze naar Amsterdam, alsnog met Stephanie de Voogd, en twee van haar kinderen. Intussen werkte ze, op Sociale Academie De Aemstelhorn. Toen ontmoette ik haar.
Ik had gereageerd op een advertentie in Vrij Nederland, begin 1971: ‘2 vriendinnen, het COC en andere contact- en opvangmogelijkheden beu zoeken vrouwen 18-95 jaar’. Inderdaad, het COC bood ontmoetingskansen wanneer je als jong lesbootje uit de provincie kwam, maar er kwamen weinig vrouwen en contact maakte je er niet. Ik ging dus meedoen aan de lesbische praatgroep van Noor en Stephanie. Die evolueerde tot de actiegroep ‘Paarse September’ (1972-1974). We intervenieerden in media en maatschappelijke discussies door ingezonden brieven en het organiseren van debatten. Een belangrijke slogan werd ‘lesbisch zijn is politieke keuze’, waarmee we de dwang tot heteroseksualiteit als ‘natuurlijk’ geachte norm ter discussie stelden. We gaven een krant uit – Paarse September, alternatieve vrouwenkrant - en daagden andere feministische en homo-groepen uit, zoals de hetero-praatgroepenbeweging (vanwege het impliciet onderschrijven van de heteronorm) het feministisch maandblad Opzij (te braaf) het COC (te zeer gericht op mannen). Na anderhalf jaar hieven we ons blad op: ons punt, de alomtegenwoordigheid van de heteronorm, was gemaakt. Paarse September heeft grote invloed gehad op het feministisch denken in Nederland en werd ver tot in de jaren tachtig voortgezet door de breder gedragen beweging Lesbian Nation.

Noor vlak voor de verwijdering van haar schrompelnier in 1942
Noor wilde iets concreters doen. Met een aantal collega’s identificeerde zij het in haar ogen meest urgente maatschappelijke misstand die vrouwen trof. Vrouwenmishandeling was destijds een stilzwijgend geaccepteerde praktijk. Met Martine van Rappard en Anita Aerts, en geïnspireerd door het eerste opvanghuis voor mishandelde vrouwen in Londen, richtten ze in 1974 het Blijf van m’n Lijf-huis in Amsterdam op, voor vrouwen én kinderen. Er werd een enorm pand gekraakt aan de Stadhouderskade in Amsterdam. Een ziekenhuis doneerde een partij verroeste bedden: de vrouwen kregen een staalborstel in de hand om hun eigen bed klaar te maken voor gebruik. Het werd een groot succes: door de bijstandswet konden gevluchte vrouwen een uitkering krijgen en daardoor een nieuw bestaan opbouwen. Ze moesten hun veilige plek zelf runnen, ook al was die primitief en overbevolkt. ‘Women are very capable people’ zoals Noor graag Erin Pizzey citeerde, die kort daarvoor het eerste Engelse Blijfhuis had opgericht. De staf werkte vrijwillig, en het project werd geflankeerd door tal van scholingssessies voor politie, huisartsen, maatschappelijk werkers en politici. Noor heeft er acht jaar gewerkt en maakte van vrouwenmishandeling een algemeen erkende misstand.
In 1986 werd Noor één van de medeoprichters van Blanes, een platform voor culturele en politieke activiteiten over onderwerpen die joden in het bijzonder aangaan. Ze kon prachtig schrijven en droeg in de jaren negentig vaak artikelen bij aan Blanes, joods kritisch kwartaalblad, waarvan ze ook redacteur was. Intussen werkte ze Amsterdam Zuid-Oost waarin ze de eerstelijns gezondheidszorg beter liet samenwerken. Na haar pensioen trainde ze vrijwilligers voor Humanitas. Ze kreeg de zilveren speld van stadsdeel Oost in 2008, voor mij had het wel een ridderschap in de orde van de Nederlandse Leeuwinnen mogen zijn. Al die tijd bleven we elkaar volgen en zien. We konden zo lang en heerlijk praten over alles. Haar belangstelling voor mij, voor planten en dieren, haar volkstuin, mensen, vooral kinderen, was onuitputtelijk. Ze verdroeg de ernstige kwalen die haar troffen en rouwde om het verlies van haar gezichtsvermogen. Ze vond dat ze veel te oud was geworden. Ze overleed kort na haar negentigste verjaardag, op 6 mei 2019.

Noor van Crevel met jongste zoon in 1961, foto van Ruth van Crevel
Over
Ode van Maaike Meijer en Miriam Krekel (dochter van) aan Noor van Crevel.
Ze heeft onze kijk op (lesbische) vrouwen voorgoed veranderd. Daarnaast is ze op veel terreinen actief geweest in het sociale domein van Amsterdam.

Noor van Crevel
Noor van Crevel (Den Haag, 4 april 1929 – Amsterdam, 6 mei 2019) was maatschappelijk werker en feminist, een van de oprichters van de lesbische actiegroep Paarse September (1972) en van het eerste Blijf-van-m'n-Lijf Huis (1974), en medeoprichter van de joodse Stichting Blanes.