Ode aan Wendela de BeaufortVastberaden

Lieve Wendela de Beaufort,
Meer dan honderd jaar geleden borduurde naaister Agnes Richter de woorden I am not big. I wish to read. I plunge headlong into disaster aan de binnenkant van haar ziekenhuisjasje. Ze was opgenomen in een psychiatrische instelling waar pen en papier verboden waren voor vrouwen.
De pen werd gezien als het wapen van de redelijkheid. Toch vond Richter – en met haar vele anderen vrouwen – een creatieve vorm om zich niet de mond te laten snoeren en haar bestaansrecht op te eisen, ze droeg haar woorden dicht op haar huid. Een eeuw later deed jij iets soortgelijks, je zocht een uitingsvorm voor dingen die normaal gesproken onderhuids blijven.
“Toen vertelde jij dat je het geluid van zo’n slotje nog steeds in je oren kon voelen trillen, zo vaak hadden ze jou een dwangbuis aangedaan.”
We leerden elkaar kennen tijdens een workshop in het kader van een tentoonstelling die ik maakte over de geschiedenis van vrouwen in de psychiatrie: Wapen van de redelijkheid (5.9.23 – 13.10.23). Uit het archief van psychiatrische instelling Zon & Schild had ik een dwangbuis verkregen, die vervolgens door kunstenares Beryl Cameron was geborduurd met teksten van vrouwen.
Een referentie naar iets wat geschiedenis was - dacht ik. Tijdens de workshop bewonderden we het jasje en vertelde ik over de ingenieuze slotjes die ik erbij had gevonden en in eerste instantie niet had kunnen plaatsen. Toen vertelde jij dat je het geluid van zo’n slotje nog steeds in je oren kon voelen trillen, zo vaak hadden ze jou een dwangbuis aangedaan.
Je hebt een weelderige bos rood haar en droeg een kobaltblauw truitje dat de littekens op je huid niet helemaal bedekte. Als klein kind overleefde je een brand, maanden lag je in het ziekenhuis om de huid die het vuur had verschroeid te laten genezen. Onbeweeglijk en onbeschermd lag je vastgebonden te staren naar het plafond. Je kon net tellen en dus was dat wat je deed: voetstappen, kuchjes, seconden stapelden zich op. En je observeerde: welke ogen deden het minst pijn, wie kon het best prikken. Ieder zuchtje wind een siddering over je huid. Als je beweegt ga je dood, werd je op het hart gedrukt.
“Je leefde een leven in de psychiatrie”
Wat er daarna gebeurde is een te lang verhaal om op papier te zetten, en misschien voldoet het om te zeggen dat je bleef leven, al kon je het zelf misschien op heel veel momenten geen leven noemen. Je leefde een leven in de psychiatrie, en op de momenten waarop je niet meer wenste dan een lief persoon, een krijtje om mee te tekenen, hesen ze je in een dwangbuis, klikten de slotjes in je oor en werd je weer dat meisje van vijf: gefixeerd, gestraft om je verwondingen en met als uitzicht de ogen die via het raampje naar je keken, maar je nooit echt zagen. Je werd opgegeven door die blik; was je met terugwerkende kracht nooit te redden geweest?
Toen werd je moeder, iets waarin velen vrouwen je voorgingen, en eindelijk voelde je je normaal. Je dochter groeide en jij groeide mee. Het maakte je een licht en gelukkig mens. Bij de geboorte van je tweede kind was er een terugval, je sliep niet en werd weer opgenomen. Je zag hoe de geschiedenis zich herhaalde: je kinderen waren te klein om geen moeder om zich heen te hebben, je kon het niet aan ze uitleggen, er werd voor hen bepaald. Je grootste bron van vreugde werd ineens een opgelegd gevoel van schuld.
“Vastberaden, borduurde je met dikke rode letters op de afbeelding van een vrouw op een paard die voor het eerst de wind op haar huid durfde te voelen. ”
Terwijl ik dit opschrijf, denk ik aan de mensen die deze brief misschien ook lezen. Is het niet te donker, te verdrietig, blijven ze wel doorlezen? Als er iets is wat ik heb ingezien toen ik zelf door de donkerste periode in mijn leven ging, is dat veel mensen het niet kunnen aanhoren. ‘Ben je alweer een stijgende lijn’ wilden ze weten, ‘is de duisternis al overwonnen’. ‘Het was toch niet meer dan een hobbel op een voorspoedig pad?’ Gelukkig komt er licht in jouw verhaal, maar het is nu juist het donker waar we het over willen hebben, omdat we dat – ook als de zwaarte is verlicht - voor altijd met ons meedragen.
Net toen de donkerte alles leek op te slokken, kreeg je een psycholoog toegewezen die ondanks de stapeling van diagnoses in jouw dossier geen beren op de weg zag. ‘Wat kan ik voor je doen,’ vroeg ze aan een vrouw die stijf stond van de medicatie, en zich vanbinnen en vanbuiten kapot voelde, ‘wat voor vrouw zou je willen zijn?’
Je bent naast het halen van je rijbewijs, het leiden van workshops waarin vrouwen hun littekens schilderen, het maken van een reis naar New York, het zingen in een koor, nog steeds bezig met het formuleren van een antwoord, maar de vraag is gesteld en kan en mag nooit meer ongedaan gemaakt worden. In de workshop waar we elkaar leerden kennen, kwam je op een woord waarvan ik zeker weet dat het slechts het begin is van een begin. Vastberaden, borduurde je met dikke rode letters op de afbeelding van een vrouw op een paard die voor het eerst de wind op haar huid durfde te voelen.
Liefs,
Robin van den Maagdenberg
Over
Ode van Robin van den Maagdenberg aan Wendela de Beaufort
Tijdens het maken van mijn tentoonstelling 'Wapen van de redelijkheid' kwam ik erachter dat het smoren van vrouwenstemmen in de psychiatrie niet alleen een grimmige geschiedenis is, maar dat ook op de dag van vandaag heel veel van deze vrouwen een stem wordt ontnomen, op subtiele en minder subtiele manieren. Met het brengen van een ode aan Wendela wil ik één van deze stemmen eren, omdat ik vind dat ze een bijzondere boodschap heeft en we daar er meer naar kunnen luisteren.

Wendela de Beaufort
Wendela de Beaufort is kunstenaar en geeft workshops.