Maak een ode
English
Image from i OS

Uitgelicht

Amsterdam Museum en Huis Willet-Holthuysen bekroond met Michelin sterren

30 april 2025

Ode aan Carry Blitz – van Weezel | Alles verliezen en tóch doorgaan met leven

Door Natascha van Weezel14 november 2024
Carry Blitz – van Weezel op 18 jarige leeftijd in 1943, privécollectie

Carry Blitz – van Weezel op 18 jarige leeftijd in 1943, privécollectie

Lieve oma, 

Ik heb talloze herinneringen aan je, maar eentje komt de laatste tijd steeds weer in me op. Zoals elke donderdag had je me net opgehaald van de basisschool – ik zal een jaar of zes geweest zijn. Voordat we naar jouw huis in Buitenveldert gingen, haalden we eerst iets lekkers op het Gelderlandplein. We gingen naar de gloednieuwe bakker, waar jij twee kaasstengels bestelde: één voor mij en één voor jezelf. Je hield van alles wat ik lekker vond, of misschien deed je maar alsof. We waren nog maar net aan de beurt of je begon te vertellen over de Tweede Wereldoorlog. Ik sloeg mijn handen voor mijn ogen. Daar gáán we weer, dacht ik. Hoe is het nou toch mogelijk dat je via een kaasstengel uitkomt op je onderduikperiode in de Zaanstreek? Ik zag dat de bakker er ongemakkelijk van werd, maar dat leek je niet te deren.  Je vertrouwde hem ook maar meteen toe dat je broer Hans en je zus Roosje waren vermoord in Auschwitz. De bakker zweeg even. Alsof hij naar de juiste woorden zocht. Uiteindelijk reageerde hij kort en bondig: “Nou, wat naar voor u mevrouw.” Toen we weggingen wenste hij ons ‘nog een hele fijne dag’. Als kind schaamde ik me kapot voor zulke ontmoetingen. Later ben ik daar milder naar gaan kijken: je kon gewoon niet anders. De oorlog was óveral. Ook na 1945.  

Op de dag dat mijn moeder je vertelde dat ze zwanger was, zette je je huis te koop. Je wilde zo dicht mogelijk in de buurt zijn van je aanstaande kleindochter. Je kwam terug naar Amsterdam.

Dat de oorlog altijd aanwezig was betekende natuurlijk niet dat we het niet leuk konden hebben. Integendeel. Urenlang speelden we samen winkeltje, we zongen en dansten altijd mee als de orgelman voorbijkwam, je las me boekjes voor terwijl je grappige stemmetjes nadeed, je maakte pudding in de vorm van een vis, je liet me stiekem aar Goede Tijden Slechte Tijden kijken, en als ik bleef logeren (wat vaak voorkwam) hield je net zo lang mijn hand vast tot ik in slaap viel. Ik was dol op jou. En jij op mij. Het was liefde op het eerste gezicht tussen ons. Of eigenlijk: al vóórdat we elkaar voor het eerst zagen. Op de dag dat mijn moeder je vertelde dat ze zwanger was, zette je je huis te koop. Je wilde zo dicht mogelijk in de buurt zijn van je aanstaande kleindochter. Je kwam terug naar Amsterdam. 

Amsterdam, dat was de stad waar je in 1924 in de Pijp geboren werd. Van de Pijp verhuisde je als meisje naar de Rivierenbuurt. Daar vierde je op vrijdagavond de sjabbat met je grootouders. Op zondag kocht je met je vader augurken en uien bij de lokale zuurman. ‘s Zomers speelde je er met je vriendinnen aan de oevers van de Amstel. Maar toen kwam de oorlog. Je verloor bijna iedereen die je liefhad. Zelf dook je onder in Krommenie – twee jaar lang zat je opgesloten in een kamer van 2 bij 2 meter. Na de bevrijding keerde je meteen terug naar Amsterdam. Je huis in de rivierenbuurt kreeg je niet terug, daar woonden nu andere mensen.  Je nam genoegen met een kleine etage in het centrum, zolang je maar in Amsterdam kon blijven. Twee jaar later ontmoette je de man die mijn opa zou worden. Jullie trouwden en je beviel van je oudste zoon, Max. Daardoor besloot je je gedroomde carrière als kleuterjuf niet achterna te jagen. Op een dag moest opa je iets vertellen: hij kon een baan krijgen als vertegenwoordiger in damesmode. Die baan was wél in Zuid-Holland. Je protesteerde, maar dat was niet succesvol. Eerst verhuisden jullie naar Den Haag, uiteindelijk naar Voorschoten. Je maakte nieuwe vrienden, hielp op de school van je zoons, werd actief binnen de gedecimeerde Joodse gemeenschap en organiseerde etentjes voor de buren. Maar geen dag vergat je Amsterdam.  Niet voor niets wat je lievelingsliedje ‘Aan de Amsterdamse grachten’. Nog altijd ken ik de tekst uit mijn hoofd, omdat jij dit lied zo vaak zong. 

“Er staat een huis aan de gracht in oud Amsterdam 

Waar ik als jochie van acht bij grootmoeder kwam 

Nu zit een vreemde meneer in 't kamertje voor 

En ook die heerlijke zolder werd tot kantoor 

Alleen de bomen, de bomen, hoog boven het verkeer 

En over het water gaat er een bootje net als weleer 

Aan de Amsterdamse grachten 

Heb ik heel mijn hart voor altijd verpand 

Amsterdam vult mijn gedachten 

Als de mooiste stad in ons land 

Al die Amsterdamse mensen 

Al die lichtjes 's avonds laat op het plein 

Niemand kan zich beter wensen 

Dan een Amsterdammer te zijn” 

Grappig genoeg worden mijn herinneringen aan jou mettertijd steeds sterker. Zo staat alle vakanties waarop je met ons mee ging in mijn geheugen gegrift en denk ik vaak lachend terug aan het familiekoortje waarmee we vreselijk slechte liedjes zongen tijdens verjaardagen, huwelijken en Bat mitswa’s. Ook zal ik nooit vergeten hoe je me stotterend en blozend vertelde dat je een ‘vriendje’ had (jij was 74, hij 86). En ja, ook onze gesprekken over de oorlog horen bij die recollecties. Op mijn 16e kreeg ik voor het eerst interesse in dat onderwerp. Voor jouw gevoel had je daardoor eindelijk iemand waarmee je hierover kon praten. Je vertelde me dan ook álles. En opeens begreep ik hoe sterk je was. Het was je gelukt: doorgaan met leven.  

Toch was de oorlog ook toen je stierf niet ver weg. Vlak voor je op je 85e doodging, pakte ik je hand en fluisterde: “Nu ga je eindelijk terug naar Hans en Roosje”. Je keek me aan en antwoordde: “De nazi’s hadden mij moeten pakken in plaats van hen. Hans was net vader en Roosje speelde zo mooi piano. Wie ben ík nou helemaal?” Nou oma, dat kan ik je vertellen. Voor mij was én ben je alles. Tijdens mijn kindertijd gaf je me een veilig gevoel: als papa en mama moesten werken kon ik áltijd bij jou terecht. Omdat ik dingen van jou mocht die zij niet toestonden hadden we bovendien een speciaal bondje. Daarnaast heb ik zelden zó hard met (en om) iemand gelachen, je praatte met me op momenten dat ik het moeilijk had en je hield me vaak spiegels voor. Herinner jij je nog dat ik een keer een nieuw vriendje aan je voorstelde? Vol verwachting vroeg ik na afloop wat je van hem vond. Je haalde je schouders op en zei: “Ik heb ze wel eens sympathieker en knapper gezien.” Natuurlijk trok ik me daar niets van aan, maar na een half jaar dumpte hij me en wist ik dat ik meteen naar jou had moeten luisteren.  

Ze heeft me laten zien hoe je Amsterdam altijd met je mee kunt nemen, ook als je niet letterlijk hier bent.

Je bent er al 15 jaar niet meer. In de tussentijd is er veel veranderd. Tegenwoordig woon ik zélf in de Rivierenbuurt. En ik heb ook een zoon die Max heet. Mooi hè? Laatst liepen we langs het huis waar jij bent opgegroeid – dat ligt op onze vaste boodschappen route.  Althans ik liep en duwde Max voort in zijn buggy. Ik liet hem een oude foto van jou zien op mijn smartphone en begon hem over je te vertellen: “Mijn oma heeft me aangewezen waar je de beste augurken van de stad kunt kopen. Ze heeft me geleerd dat Amsterdammers vaak een grote bek hebben, maar ook een piepklein hartje. Ze heeft me dubbel laten liggen om haar ‘Mokumse gein’. En ze heeft me laten zien hoe je Amsterdam altijd met je mee kunt nemen, ook als je niet letterlijk hier bent. Door haar weet ik dus wat het is om een échte Amsterdammer te zijn. Ik hoop dat ik jou dat nu ook kan leren.” Max is pas anderhalf jaar, dus echt praten kan hij niet. Toch communiceert hij al wel. Terwijl ik over je vertelde aaide hij je foto. In mijn digitale muziekbibliotheek zocht ik snel ‘Aan de Amsterdamse grachten’ op. Meteen begon Max mee te deinen op de muziek. Zo stonden we daar samen, voor jouw oude huis in de Biesboschstraat. En even voelde je weer heel dichtbij. 

Liefs, Natascha  

Periode

1924– 2009

Over

Ode van Natascha van Weezel aan haar oma Carry Blitz – van Weezel 

Voor mij staat het verhaal van mijn oma symbool voor een zwarte bladzijde uit de geschiedenis van Amsterdam. Tijdens de bezetting vond de Jodenvervolging ook híer plaats. Het waren niet alleen de Duitsers die alles ‘regelden’, ook Nederlanders, Amsterdammers speelden een rol. Na de oorlog keerden sommigen Joden weliswaar terug, maar emotioneel leefden zij vaak nog in het Amsterdam van voor 1940. Dat gold ook voor mijn oma. Ze kon prachtig vertellen over dat Amsterdam, met al haar Joodse invloeden. Toch gaat het verhaal van mijn oma net zo zeer over veerkracht. Je kunt je hele familie en al je bezittingen verliezen en tóch doorgaan met leven, tóch nieuw leven creëren, tóch af en toe weer plezier krijgen in dingen. Wat dat betreft voelt mijn oma als de sterkste vrouw ter wereld. Zij is mijn grote voorbeeld.

Carry Blitz – van Weezel op 18 jarige leeftijd in 1943, privécollectie

Carry Blitz – van Weezel

Carry Blitz – van Weezel is de grootmoeder van Natascha van Weezel

Tags

Maak een ode
  • Zien & Doen
  • Verhalen & Collectie
  • Tickets & Bezoek
  • Tentoonstellingen
  • Rondleidingen
  • Families
  • Onderwijs
  • Nieuws
  • Nieuwsbrief
  • Publicaties
  • AMJournal
  • Vrouwen van Amsterdam

Hoofdpartners

gemeente amsterdam logo
vriendenloterij logo

Hoofdpartner Educatie

elja foundation logo
  • © Amsterdam Museum 2025