Maak een ode
English
Vva collage klein

Uitgelicht

Vrouwen van Amsterdam - een ode

Impact, kunst en verhalen die de stad verrijken

14 dec 2024 - 31 aug 2025
Amsterdam Museum aan de Amstel

Ode aan Agnes Maria Backer-Clifford | Ode aan ‘Grootje Backer’

Door Annemarie Vels Heijn5 december 2024
De salon van het ‘Grote poppenhuis’, met de geborduurde zijden wandbespanning, de bijpassend beklede stoelen, de rijke zijden gordijnen, de tot in detail aangeklede poppen en het geborduurde vloerkleed.

De salon van het Grote poppenhuis. Collectie Huis van Gijn

Hoe uit tegenslag iets moois kan voortkomen.

‘Grootje Backer’ was de koosnaam voor Agnes Maria Backer-Clifford vanaf het moment dat ze grootmoeder werd van haar eerste kleinkind, haar naamgenoot, in 1790. Nog 14 kleinkinderen zouden volgen. Agnes Maria Clifford (1739-1828) was de kleindochter van de scharijke George Clifford (1685-1760), bankier, woonachtig in een groots pand op de Herengracht (nr. 573/575) en eigenaar van de indrukwekkende buitenplaats Hartekamp in Heemstede. 

Haar vader Pieter (1712-1788) was ook bankier en haar moeder Johanna kwam uit de familie Trip, een van de invloedrijkste families van Amsterdam. Het gezin Clifford - Agnes had een zusje en twee broers - woonde achtereen volgens op Herengracht 450, daarna op 458 en vanaf 1749 op 480, alle in de ‘Gouden bocht’.  Na de dood van grootvader George in 1760 erfden ze de buitenplaats in Heemstede. Een jeugd in weelde. 

In 1762, toen Agnes 22 was, trouwde ze met Cornelis Backer (1738-1811) uit een vooraanstaande Amsterdamse familie. Cornelis was tweede, en vanaf 1766 eerste, secretaris van de Admiraliteit. Dat was een functie waarbij je een dienstwoning kreeg, een huis aan de Oudezijds Voorburgwal bij het kantoor van de Admiraliteit, op de plek waar nu hotel The Grand staat. 

In 1772 ging de bank Clifford failliet, door economische omstandigheden maar deels ook door wanbeheer. Vader Pieter werd daarna een aantal keren een van de burgemeesters van Amsterdam. Toen hij in 1788 overleed moeten zijn erfgenamen geschrokken zijn van de beperkte omvang van de nalatenschap, het enorme kapitaal van grootvader Clifford was voor een groot deel verdwenen. Hartestein werd verkocht. Dochter Johanna (‘Hansje’) Backer trouwde in 1789 met Pieter Dedel en gelukkig had de schoonfamilie Dedel de beschikking over buitenplaatsen in ’s-Graveland en kon de familie daar tijd doorbrengen. Grootje Backer stichtte daar zelfs een bewaarschool voor arme kinderen. Het kwam regelmatig voor dat kinderen zonder begeleiding daar in de vaart vielen en verdronken. En dat kon Grootje Backer niet aanzien. 

Voor de Backers moeten de nieuwe financiële omstandigheden hard zijn aangekomen (Grootje Backer hield er een bij haar familieleden legendarische zuinigheid aan over). Maar Agnes rechtte haar rug: ze besloot een eigen leefwereld te creëren, een poppenhuis. Waarschijnlijk kende ze de pronkpoppenhuizen van Petronella de la Court en Petronella Oortman (17de eeuw), en van Sara Rothé (18de eeuw). Dat waren bezienswaardigheden in Amsterdam. Maar die dames hadden de huizen ingericht met de hulp van kunstenaars en talentvolle handwerkslieden. Agnes besloot – uit zuinigheid of uit gedrevenheid? – de inrichting zelf te doen. 

Het ‘Grote poppenhuis’ in het Huis Van Gijn in Dordrecht. Foto: Huis van Gijn

Het Grote poppenhuis in het Huis Van Gijn in Dordrecht. Foto: Huis van Gijn

Ze maakte twee verschillende poppenhuizen. Misschien voor twee kleindochters? Het ene poppenhuis heeft vijf vertrekken, het andere drie. Wie tijd neemt om de poppenhuizen goed te bekijken, ziet met hoeveel liefde en inventiviteit ze ingericht zijn. Grootje Backer heeft zich helemaal ingeleefd en zich ingespannen om alles zo echt mogelijk te laten lijken. Zuinigheid gepaard met vlijt leverde schitterende resultaten op. 

De salon van het ‘Grote poppenhuis’, met de geborduurde zijden wandbespanning, de bijpassend beklede stoelen, de rijke zijden gordijnen, de tot in detail aangeklede poppen en het geborduurde vloerkleed.

De salon van het Grote poppenhuis. Collectie Huis van Gijn

De salon van het ‘Grote poppenhuis’, met de geborduurde zijden wandbespanning, de bijpassend beklede stoelen, de rijke zijden gordijnen, de tot in detail aangeklede poppen en het geborduurde vloerkleed.     

Haar poppenhuizen tonen een rijkdom die haar eigen woonomgeving wellicht niet had: zijden wandbespanning, zijden en kanten gordijnen, kamergrote vloertapijten. De popjes kwamen misschien uit Engels familiebezit, van haar vader had ze zilveren ‘poppegoet’ geërfd, en waarschijnlijk had ze alle meubeltjes en spulletjes in de loop van de jaren verzameld. De poppenhuizen bestonden uit eenvoudige op elkaar gestapelde kistjes, af te sluiten met deuren met glas. Het ‘Grote poppenhuis’ heeft een keuken, een provisiekamer, een salon, een kraamkamer en een boudoir of kunstkamer. Er zijn negen ‘bewoners’: twee bedienden in de keuken, een man en twee vrouwen in de salon en in de kraamkamer, de kraamvouw (in bed) en een baby (in de wieg), een bezoekster en een baker. Het ‘Kleine poppenhuis’ heeft slechts een kraamkamer, een kleerzolder en een meidenkamer met bergzolder. In de kraamkamer bevinden zich de kraamvrouw en de kraamheer, een baby in de wieg, een baker en een bezoekster.

Salons, kraamkamers, keukens en waszolders kwamen in bijna elk poppenhuis voor. Maar zo’n boudoir of kunstkamer als in het Grote poppenhuis is bijzonder, die heeft Grootje Backer zelf bedacht. Een elegante ruimte met bijzonder blauw behang met rode omlijstingen, van onder tot boven behangen met piepkleine prentjes. En op een pedestal een vissenkom. 

Alles wat van textiel was maakte Agnes zelf. Ze borduurde de vloerkleden, de wandbespanning en stoelbekleding, leefde zich uit op de hemelbedden en kleedde de poppen aan, met soms wel 15 kledingstukken per pop. Ieder kostuum geheel naar de mode van de tijd.

Het kleine poppenhuis. Collectie Stedelijk Museum Zutphen

Het kleine poppenhuis. Collectie Stedelijk Museum Zutphen

De kraamkamer met blauw behang met witte stippen in het kleine poppenhuis is rijk ingericht met een marmeren schouw, een spiegel daarboven en een decoratieschildering en twee zilveren wandkandelaars. Het gordijn, de volant en de sprei van het kraambed zijn afgezet met geel/blauwe passementen en rechts staat een toilettafel met een minuscuul borstelgarnituur. Het vloerkleed is geborduurd in gobelinsteek. Op de waszolder staat de dienstmeid temidden van alle voorwerpen die nodig zijn om was te drogen en te strijken, er ligt ook een geborduurd vloerkleed. De meidenkamer heeft een bedstede. 

Waarschijnlijk begon ze omstreeks 1788, het jaar van het overlijden van haar vader, aan het eerste poppenhuis, de stijl van de kleding duidt daarop. Uiteindelijk nam het werk zo’n twintig jaar in beslag. 

De Backers waren van oudsher Oranjegezind en daarom besloot Cornelis Backer bij de komst van het Franse regime in 1798 zijn baan bij de Admiraliteit op te zeggen. Dus ook geen dienstwoning meer. Het gezin verhuisde naar een huurhuis op de Prinsengracht (nr. 1099), een heel wat eenvoudiger huis dan de huizen waarin Agnes was opgegroeid. De familie-overlevering meldt dat de zuinigheid van ‘Grootje Backer’ steeds extremer werd: nauwelijks verlichting en verwarming in het huis. Dat moet met Grootje’s liefhebberij een handicap zijn geweest: naaien en borduren (met zulke kleine steekjes!) in de kou en met weinig licht is bijkans onmogelijk. Terwijl ze op de Prinsengracht nog volop moet hebben genaaid en geborduurd. Het tapijt in de kraamkamer van het Zutphense poppenhuis draagt het jaartal 1805, dat van de Dordtse kraamkamer 1806.  

‘Grootje Backer’ overleefde haar man en al haar vier kinderen. De laatste, Kees, die bij haar op de Prinsengracht woonde, overleed in 1827. Zelf begon ze steeds meer de gevolgen van de ouderdom te voelen. Ze kwam nauwelijks haar (koude) huis meer uit en bracht veel tijd door liggend op de sofa in de zijkamer met uitzicht op de Prinsengracht. Gelukkig had ze haar trouwe dienstbode Kaatje Willems om voor haar te zorgen. Op 3 december 1828 overleed ze, 89 jaar oud. Of haar extreme zuinigheid terecht was geweest, is de vraag, want haar nalatenschap bedroeg meer dan een half miljoen gulden. 

Er bestaan geen portretten van Grootje Backer en haar gezin. Een achterkleindochter weet te vertellen dat ze heeft gehoord dat Grootje kort voor haar dood uit de silhouetportretten (die ze kennelijk bezat) de gezichten had weggeknipt. Ze wilde de beeltenissen niet voor het nageslacht bewaren. 

Silhouet Cornelia Maria Elias 1732 1847 18de eeuw Amsterdam Museum bruikleen Backer Stichting

Silhouet Cornelia Maria Elias 1732 1847 18de eeuw Amsterdam Museum bruikleen Backer Stichting

Silhouetportret van Agnes schoonzuster Cornelia Elias (1732-1796). De portretten in het bezit van Grootje Backer zullen er ook wel zo hebben uitgezien. Collectie Backer Stichting, in langdurig bruikleen bij het Amsterdam Museum.   

De poppenhuizen zijn altijd in familiebezit gebleven tot ze een museale bestemming kregen, het kleine poppenhuis als bruikleen in het Stedelijk Museum Zutphen, het grote in 1971 in Huis Van Gijn in Dordrecht. 

Annemarie Vels Heijn

Periode

1739– 1828

Over

Ode van Annemarie Vels Heijn aan Agnes Maria Backer-Clifford

Omdat ze laat zien hoe uit tegenslag iets moois kan voorkomen, binnen de beperkingen van haar milieu en vrouw-zijn

Sil 1 HR inv

Agnes Maria Backer-Clifford

Agnes Maria Backer-Clifford (1739-1828) werd ook wel Grootje Backer genoemd. Ze was een Nederlandse naaldkunstenaar en verzamelaar.

Tags

Maak een ode
  • Zien & Doen
  • Verhalen & Collectie
  • Tickets & Bezoek
  • Tentoonstellingen
  • Rondleidingen
  • Families
  • Onderwijs
  • Nieuws
  • Nieuwsbrief
  • Publicaties
  • AMJournal
  • Vrouwen van Amsterdam

Hoofdpartners

gemeente amsterdam logo
vriendenloterij logo

Hoofdpartner Educatie

elja foundation logo
  • © Amsterdam Museum 2025