Ode aan Cornelia ClerkxJe was een overlever!

De bevrijding van mijn moeder 2024, schilderij door Sonja Fleminger
Lieve Cockie, mijn moeder,
Je werd geboren in 1917 in Amsterdam, en verloor al op tweejarige leeftijd jouw moeder en babybroertje aan de Spaanse griep. Je belandde in een vreemd gezin op het platteland waar je angstige herinneringen aan overhield, en werd op je vierde door je vader opgehaald met een vreemde vrouw die jouw moeder zou zijn. Ondanks dat je dit tot je dertiende niet hebt geweten, heb je steeds het gevoel gehad dat dit laatste niet klopte, en ook dat je altijd een beschermengel had die over je waakte. Je jeugd was niet gemakkelijk, onder andere doordat je vader, mijn opa, uit overtuiging zijn goede baan als zakenman opgaf om actief te worden in de communistische partij. Hij had tijdens de eerste wereldoorlog in Berlijn gezien hoe groot de armoede en ontberingen waren van de arbeiders en geloofde in een betere toekomst die het communistisch ideaal zou brengen. In jullie gezin leidde deze keuze tot een grote achteruitgang in welvaart en tot spanningen. Daarnaast heb je je nooit geaccepteerd gevoeld door je stiefmoeder. Je hebt je staande gehouden door een sterke levenslust die zich o.a. uitte in het uithalen van kattenkwaad, en later door zo snel je kon het huis uit te gaan na een opleiding tot apothekersassistente. Wat je mee nam uit je opvoeding was een groot gevoel voor rechtvaardigheid en verantwoordelijkheid naar de maatschappij.
Toen je 23 jaar was brak de tweede wereldoorlog uit. Je verontwaardiging over de behandeling van de Joodse burgers die in Amsterdam tot uiting kwam in de Februaristaking leidde ertoe dat je besloot om je aan te sluiten bij de verzetsgroep van “De Waarheid”. Je bezorgde in de illegaliteit post en krantjes, maar werd helaas al vroeg verraden en opgepakt. Via de gevangenis belandde je in het concentratiekamp Ravensbrück, waar je van je 24ste tot en met je 28ste jaar heb gezeten, de jaren die de bloei van je leven hadden moeten zijn. Jouw beschrijving van deze jaren aan ons als kinderen bestond uit verhalen over hoe je wist te ontsnappen aan doodsgevaar of hoe je de Aufseherinnen te slim af was; over de grote ellende in het kamp, de ziekte en dood, maar veel ook over steun en de saamhorigheid van de medegevangenen. Je was een van de jongsten, behalve de meegekomen kinderen of in het kamp geboren baby’s, die het allemaal niet hebben overleefd. Jouw levenslust is nooit echt gebroken, en één van de dingen die je op de been hield was de droom om als het voorbij zou zijn zelf kinderen te krijgen. Na de bevrijding door de Russen keerde je terug naar Amsterdam, waar je in Hotel Stad Elberfeld hielp om mensen die terugkeerden uit de kampen op te vangen. Daar leerde je mijn vader kennen, een joodse vluchteling uit Wenen die in Nederland gevangen was genomen door de Duitsers en terugkeerde uit concentratiekamp Buchenwald. In 1946 werd ik geboren en in 1947 mijn zusje.
“Je hoopte vooral dat er vrede zou blijven en men van de geschiedenis zou leren.”
Ondanks depressieve periodes en een echtscheiding, heb je er voor gevochten dat wij een beter leven zouden krijgen en als meisjes voor onszelf moesten kunnen zorgen. De kampervaringen speelden altijd op de achtergrond, maar je wist ze de baas te blijven door je vecht- en levenslust. Toen er sprake van was dat de “drie van Breda” vrij zouden komen leidde dat tot de zwaarste depressie die ik van je heb meegemaakt. Midden in deze episode was je ineens verdwenen en bleek als enige vrouw op een vrachtboot naar Brazilië te zitten. Na je terugkomst was je er overheen en kon weer verder. Een andere manier die hielp was de muziek. Je nam zanglessen en werd lid van het Joods Vrouwenkoor Hasjier Hajedhoedie, en later van het Toonkunstkoor Amsterdam, waarmee je optrad in het Concertgebouw.
Je grootste geluk bleven je kinderen en kleinkinderen. Toen ik dertien was ben je op zoek gegaan naar de jouw onbekende familie van je moeder. Je vond tot je grote blijdschap in Berlijn een bijna 100-jarige zuster van haar, die je nog van alles kon vertellen.
Lieve Cockie, je was een overlever! Ik dank mede aan jou levenslust en doorzettingsvermogen dat ik heb kunnen opgroeien tot wie ik nu ben, en dat ik in mijn werk vele jonge mensen heb kunnen helpen. Toen je in 2006 overleed vonden we dozen vol snippers volgeschreven papier; ik wist dat je de laatste jaren van plan was geweest om je levensverhaal te schrijven; je had zoveel meegemaakt dat je belangrijk vond om toe te voegen aan de geschiedenis. Het was ook zoveel, dat je nooit een manier hebt weten te vinden om er een geheel van te maken. Je hoopte vooral dat er vrede zou blijven en men van de geschiedenis zou leren.
Met het uitbreken van de oorlogen in Oekraïne en Gaza had ik de behoefte iets te moeten doen met je nalatenschap. Ik heb geprobeerd deze vorm te geven in een schilderij: niet alles is in woorden uit te drukken. Hiermee heb ik het gevoel deze nu toch een plek te hebben gegeven.
Rust in vrede, lieve Cockie
Periode
1917– 2006
Over
Ode van Sonja Fleminger aan Cornelia Clerkx.
Mijn moeder was een Amsterdamse die heeft bijgedragen aan de geschiedenis van de stad, door deel te nemen aan het verzet in 40-45, op te komen voor de Joodse burgers. Ze is teruggekeerd na 4 jaar concentratiekamp en heeft slachtoffers helpen opvangen. Maar ook door deel te nemen aan het culturele leven d.m.v. muziek. En niet in de laatste plaats omdat haar leven getuigt van de overlevingskracht die voortkomt uit de altijd aanwezige maar niet altijd zichtbare band tussen moeder en kind.

Cornelia Clerkx
Moeder van Cornelia Clerkx.